Door Hanna Veltman, verschenen op De Architect | 5 maart 2024
Marcel Barzilay over lessen van Experimentele Woningbouw uit de jaren ’70: ‘Het kan anders, want we hebben het al eens anders gedaan’
‘Laten we bouwen waar we behoefte aan hebben, en niet waar het meeste aan kan worden verdiend.’ Met die woorden sloot architect Marcel Barzilay onder luid applaus zijn lezing af. Tijdens het programma ‘Goed wonen’, dat de Architect in samenwerking met Pakhuis de Zwijger op 31 januari organiseerde, vertelde Barzilay wat we vandaag de dag kunnen leren van de regeling Experimentele Woningbouw uit de jaren zeventig.
Kijk de ARC Talk in Pakhuis de Zwijger hier terug:
Want er is veel te leren. Er zijn namelijk parallellen te trekken tussen toen en nu, want problemen die in de jaren zeventig van de vorige eeuw speelden, herkennen we nu weer. ‘Ook toen was er een wooncrisis: die noemden we toen woningnood. Ook toen werd er in de eerste instantie veel verwacht van de industrialisatie en ook toen wilden we verdichten. Want men ging uit van 20 miljoen inwoners in 2000.’ [Dat is een toename van ongeveer 7 miljoen mensen in 30 jaar tijd, red.]
Samen met stedenbouwkundige Ruben Ferwerda doet Barzilay onder de naam Barzilay+Ferwerda woon+wijkvernieuwers sinds 2018 onderzoek naar wijken en buurten uit de jaren zestig en zeventig om op die manier huidige woonomgevingen te verbeteren. Barzilay vertelt over de regeling Experimentele Woningbouw uit de jaren zeventig, en hoe dat programma van een huis, een thuis maakte.
BEKIJK OOK
Vijf lessen om architecten weer serieus te laten werken aan sociale woningbouw, zoals in de jaren zeventig
Huis en thuis
Een manier om dat onderscheid tussen een huis en een thuis te maken, is middels de Piramide van Maslow, die menselijke behoeftes rangschikt van primaire behoeften onderin de piramide, tot zelfontplooiing in de top.
Vertaald naar wonen begint dat in de basis met het hebben van een bed, en eindigt met de vraag hoeveel invloed je zelf kan hebben op je huis en je omgeving. ‘Voor ons gaan die onderste twee lagen van de piramide over het hebben van een huis’, zegt Barzilay. ‘Maar daarboven heb je een thuis. Pas op dat je de tevredenheid over een woning niet verwart met de blijdschap over het hebben van een bed.’
Pas op dat je de tevredenheid over een woning niet verwart met de blijdschap over het hebben van een bed”
Nieuwe woonvormen
Want wonen is meer dan onderdak, vond ook Wim Schut, de stedenbouwkundige die in 1967 minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening werd en de regeling Experimentele Woningbouw opzette. ‘De regeling moest bijdragen aan de verbetering van het woonpeil.’ Het idee daarachter: nieuwe woonbehoeften en -wensen hebben nieuwe woningen nodig.
Barzilay presenteert daarvan vier voorbeelden. De eerste is De Nieuwe Weerdjes in het centrum van Arnhem, van Van den Broek en Bakema (1976-1978). Dat werd een woondek op zes meter hoogte dat zich met luchtbruggen aan de stad verbond. ‘Het is vooral een project over echte participatie. […] De bewoners hadden één stem, de gemeente had één stem, de corporatie had één stem. Daardoor hadden bewoners echte macht,’ zegt Barzilay. In workshops bedachten zij dat ze zich met elkaar wilden verbinden – dat werden de woondekken.
Daarnaast is het bijzonder dat De Nieuwe Weerdjes niet per se voor het kerngezin is ontworpen, maar uit negen typen woningen bestaat, van starters tot grote gezinnen en bejaarden. En er is ruimte voor ontmoeting, zoals een buurthuis. ‘Maar er was ook ruimte voor vermijding. Je kon je huis op zo’n manier benaderen, dat als je ruzie had met je buurman, je hem ook kon missen.’
Ook Barzilays andere voorbeelden kenmerken zich door veranderkracht. Bijvoorbeeld de Vier Vierkanten in Apeldoorn door Abe Bonnema (1977-1979). De Friese architect bedacht acht woningtypen: twee- tot zevenkamerwoningen met een vide.
Het feit dat dat allemaal in dat ene wijkje samenkomt, betekent dat mensen in die vijftig jaar ook een wooncarrière in hun eigen wijk hebben kunnen doormaken”
‘Het feit dat dat allemaal in dat ene wijkje samenkomt, betekent dat mensen in die vijftig jaar ook een wooncarrière in hun eigen wijk hebben kunnen doormaken. Ze begonnen als starters, konden uitbreiden – eventueel zelfs in hun eigen woning – en later konden ze weer kleiner gaan wonen, in hun eigen omgeving.’
De woningen zijn gebouwd in houtskeletbouw wat bijdraagt aan de flexibiliteit. ‘Het bleek in de loop der jaren heel makkelijk voor de mensen om zelf de zaag in de muur te zetten. Om een raam of trap toe te voegen, of een verdieping erop te bouwen of te gaan verduurzamen.’
Belangrijkste les
Barzilay meent dat we veel kunnen leren van de jaren zeventig. Al helemaal als het gaat om veranderende woonbehoeften. ‘Maar de belangrijkste les van de Experimentele Woningbouw uit de jaren zeventig is vooral een les voor de volksvertegenwoordigers en bestuurders in Nederland’, concludeert Barzilay. ‘Het kan anders, want we hebben het al eens anders gedaan.’
Zoals verschenen op De Architect: https://www.dearchitect.nl/288943/marcel-barzilay-over-lessen-van-experimentele-woningbouw-uit-de-jaren-70-het-kan-anders-want-we-hebben-het-al-eens-anders-gedaan